INGRIJPEN, (greep in, heeft ingegrepen), in iets grijpen; (van tanden van raderen enz.) in elkander grijpen, pakken;
— (fig.) inbreuk maken (op de rechten van iem.); zich bemoeien met, met zijn gezag zich doen gelden, zich mengen in : in het werkelijke leven der menschen ingrijpen; ingrijpen in de verhouding tusschen vraag en aanbod;
— met gezag én kracht tusschenbeide komen, een eind aan iets maken ; autoriteiten moesten hier (in die misstanden) ingrijpen;
— er zal moeten worden ingegrepen, men zal tot eene operatie moeten overgaan;
— van groot gewicht zijn voor : dat grijpt diep in het maatschappelijk leven in, is van overwegenden invloed daarop ; diep ingrijpende veranderingen, hervormingen, gewichtige, belangrijke. INGRIJPING, v. (-en).