HUWELIJKSCONTRACT, o. (-en), het contract van het huwelijk; huwelijksche voorwaarden;
...FEEST, o. (-en), bruiloft;
...FORMULIER, o. (-en);
...FUIK, v. als zinnebeeld van het huwelijk : in de huwelijksfuik zijn;
...GEBOD, o. ( en), huwelijksafkondiging, zie GEBOD; (R. K.) de drie kerkelijke afkondigingen of roepen, welke volgens kerkelijk voorschrift aan de huwelijksvoltrekking moet voorafgaan;
...GELUK, o. geluk in het huwelijk;
...GEMEENSCHAP, v. bijslaap;
...GIFT, v. (-en), geschenk aan de ondertrouwden;
...GOD, m. (fab.) de god des huwelijks, Hymen;
...GOED, o. het vermogen dat de vrouw ten huwelijk brengt of tijdens het huwelijk verkrijgt;
...HAVEN, v. (-s), als zinnebeeld van het huwelijk : de huwelijkshaven binnenloopen (of in de huwelijkshaven aanlanden), een huwelijk aangaan:
...KOETS, v. huwelijksbed;
...LEVEN, o. het leven van door huwelijk verbonden persoden : een gelukkig huwelijksleven;
...LIEFDE, v.,
...MIN, v. de liefde in het huwelijk;
...NACHT, m. de eerste huwelijksnacht, de eerste nacht na de voltrekking van het huwelijk;
...PANDEN, o. mv. de kinderen;
...PLICHT, m. (-en), de plicht die de echtgenooten jegens elkaar te vervullen hebben; de bijslaap;
...POËZIE, v. gedichten ter eere van een huwelijk;
...REGISTER, o. (-s), officieel register der gesloten huwelijken;
...REIS, v. (...reizen),
...REISJE, o. (-s), pleizierreis die de jonggehuwden ondernemen;
...TROUW, v. de trouw der echtgenooten;
...VOLTREKKING, v. (-en), het voltrekken van het huwrelijk;
...VOORWAARDE, v. (-n), huwelijksche voorwaarde;
...ZEGEN, m. de zegen over het huwelijk uitgesproken;
— de kinderen waarmede het huwelijk gezegend wordt.