HONIGVRETER, HONINGVRETER; m. (-s), (nat. hist.) honigdas;
...WATER, o. water met honig gemengd;
...WESP, v. (-en), zeker vliesvleugelig insect;
...WINNER, m. (-s), bijenhouder;
...WIJN, m. zekere drank, gekookte honig dien men heeft laten gisten en daarna als wijn heeft behandeld;
...WORM, m. (-en);
...ZALF, v. (...zalven), zalf met honig;
...ZEEM, o. ongepijnde honig; het zoetste, het vetste van den honig;
...ZEEMER, m. (-s), iem. die honig zeemt, zuivert, bereidt.