HOFHOUDING, v. ( en), de geheele huishouding van het hof, met de daarbij behoorende bedienden: zijne schitterende hofhouding verslond schatten gouds; inz. het geheel eener vorstelijk huishouding.
...JACHTMEESTER,
...JAGERMEESTER, m. (-s) opzichter der jacht en der bosschen van den vorst.