Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie U
- U
- UBERTEIT
- UBI BENE, IBI PATRIA
- UBIQUITARISSEN
- UBIQUITEIT
- UDOMETER
- UGHTEND
- UI
- UIACHTIG
- UIENBED
- UIEPLANT
- UIER
- UIERBOORD
- UIESCHIL
- UIIG
- UIL
- UILAAP
- UILACHTIG
- UILEBEK
- UILENBORD
- UILESPIEGEL
- UILEVEER
- UILEVEERIG
- UILIG
- UILSKOP
- UILTJE
- UILVALK
- UIT
- UITADEMEN
- UITBAARDEN
- UITBAGGEREN
- UITBAKENEN
- UITBAKKEN
- UITBALIËN
- UITBANNEN
- UITBARSTEN
- UITBARSTINGSSTRAAL
- UITBAZUINEN
- UITBEELDEN
- UITBEELDSEL
- UITBEENEN
- UITBEITELEN
- UITBELLEN
- UITBERSTEN
- UITBESTEDEN
- UITBETALEN
- UITBETALER, m. (-s), die uitbetaalt.
- UITBETTEN
- UITBEUREN
- UITBEZEMEN
- UITBIDDEN
- UITBIECHTEN
- Uitbijten
- UITBIJTER
- UITBIKKEN
- UITBILLEN
- UITBINDEN
- UITBINDSEL
- UITBLAKEREN
- UITBLAZEN
- UITBLEEKEN
- UITBLIJFSTER
- UITBLIJVEN
- UITBLIKSEMEN
- UITBLINKEN
- UITBLOEDEN
- UITBLOEIEN
- UITBLUSSCHEN
- UITBOEGSEEREN
- UITBOEKEN
- UITBOENEN
- UITBOEREN
- UITBOETSEEREN
- UITBOEZEMEN
- UITBONZEN
- UITBOOMEN
- UITBOREN
- UITBORGEN
- UITBORRELEN
- UITBORSTELEN
- UITBOTTEN
- UITBOUW
- UITBOUWING
- UITBOUWSEL
- UITBRAAK
- UITBRAAKSEL
- UITBRADEN
- UITBRAKEN
- UITBRANDEN
- UITBRANDER
- UITBREIDEN
- UITBREIDER
- UITBREIEN
- UITBREKEN
- UITBRENGEN
- UITBRENGER
- UITBRIEVEN
- UITBROEDEN
- UITBROEDSEL
- UITBROEIEN
