Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie O
- Openstaand
- Openstampen
- Opensteekgereedschap
- Opensteken
- Openstellen
- Openstooten
- Opentafelhouder
- Openteren
- Opentrappen
- Opentrekken
- Openvallen
- Openvijlen
- Openvliegen
- Openvouwen
- Openwaaien
- Openwasschen
- Openwrijven
- Openwringen
- Openzagen
- Openzetten
- Opera
- Operateur
- Operatie
- Operatiebasis
- Operatief
- Operatiefront
- Operatiekamer
- Operatielijn
- Operatietafel
- Operatietooneel
- Operavoorstelling
- Opereeren
- Operette
- Operisten
- Operment, orpiment
- Opeten
- Opeter
- Opfladderen
- Opflakkeren
- Opflansen
- Opfleeren
- Opfleuren
- Opflikken
- Opflikkeren
- Opfokken
- Opfokker
- Opfokmachine
- Opfooien
- Opfrisschen
- Opfrisschertje
- Opgaaf, opgave
- Opgaan
- Opgaand
- Opgaarder
- Opgalmen
- Opgang
- Opgaren
- Opgeblazen
- Opgebruiken
- Opgedikt
- Opgehoopt
- Opgeien
- Opgeknipt
- Opgeld
- Opgeruimd
- Opgescheept
- Opgeschikt
- Opgeschoten
- Opgesmukt
- Opgespen
- Opgetogen
- Opgeven
- Opgever
- Opgewassen
- Opgewekt
- Opgewonden
- Opgezet
- Opgezetene
- Opgezwollen
- Opgieten
- Opgijnen
- Opgisten
- Opglanzen
- Opgloeien
- Opgooien
- Opgrabbelen
- Opgraven
- Opgraver
- Opgrijpen
- Opgroeien
- Opgroenen
- Ophaal
- Ophaalbrug
- Ophaalster
- Ophaken
- Ophakken
- Ophakker
- Ophakkerig
- Ophalen
- Ophaler