Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- Aardplaat
- Aardplakker
- Aardrijk
- Aardrijksbeschrijver
- Aardrijksbeschrijving
- Aardrijkskunde
- Aardrijkskundig
- Aardrijkskundige
- Aardroering
- Aardrol
- Aardrolling
- Aardrook
- Aardroos
- Aardrups
- Aardsch
- Aardschgezind
- Aardschheid
- Aardschok
- Aardschors
- Aardschudding
- Aardschuit
- Aardschuiving
- Aardschuw
- Aardslak
- Aardslang
- Aardsluiting
- Aardspin
- Aardstamper
- Aardster
- Aardstoot
- Aardstorting
- Aardstrik
- Aardtor
- Aardtouw
- Aardtrapper
- Aardtrilling
- Aardvast
- Aardveil
- Aardverf
- Aardverschuiving
- Aardverzakking
- Aardvlakte
- Aardvloo
- Aardvork
- Aardvrucht
- Aardwas
- Aardwerk
- Aardwerker
- Aardwind
- Aardwolf
- Aardworm
- Aardzak
- Aardzwaluw
- Aarlanderveensch
- Aaronskelk
- Aarpel
- Aars
- Aarsbil
- Aarsdarm
- Aarsfistel
- Aarsgat
- Aarsgezwel
- Aarsklier
- Aarskrabber
- Aarsmade
- Aarsspiegel
- Aarsuitzakking
- Aarsvin
- Aarsvoet
- Aarswisch
- Aarts
- Aartsabt
- Aartsbedrieger
- Aartsbisdom
- Aartsbisschop
- Aartsbisschoppelijk
- Aartsboosdoener
- Aartsbroederschap
- Aartsdeken
- Aartsdeugniet
- Aartsdiaken
- Aartsdief
- Aartsdiocese
- Aartsdom
- Aartsdomkop
- Aartsengel
- Aartsgauwdief
- Aartsgek
- Aartsgeweldenaar
- Aartsgierig
- Aartsgoedheid
- Aartsguit
- Aartshertog
- Aartshertogdom
- Aartshertogelijk
- Aartshertogin
- Aartshuichelaar
- Aartskamerheer
- Aartskanselier
- Aartsketter
