Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- ASCENSEUR
- ASCESE
- ASCETISCH
- ASCETISME
- ASCH
- ASCH-ANALYSE
- ASCHACHTIG
- ASCHBAD
- ASCHBAK
- ASCHBELT
- ASCHDAG
- ASCHDEUR
- ASCHGRAUW
- ASCHKAR
- ASCHKLEUR
- ASCHMAN
- ASCHREGEN
- ASEM
- ASEMEN
- ASEMSTROOP
- ASEN
- ASEPSIS
- ASEPTINE
- ASEPTISCH
- ASGAARD
- ASHALS
- ASJEBLIEFT
- ASKAKS
- ASKAM
- ASMODEE
- ASNOK
- ASPECT
- ASPERGE
- ASPERGE-BED
- ASPHALT
- ASPHALTAARDE
- ASPHALTEEREN
- ASPHALTEN
- ASPHALTGEHALTE
- ASPHYXIATIETOESTEL
- ASPHYXIE
- ASPHYXIEEREN
- ASPIRAAT
- ASPIRANT
- ASPIRANT-ADMINISTRATEUR
- ASPIRANT-CONTROLEUR
- ASPIRANT-INGENIEUR
- ASPIRANT-ONDEROFFICIER
- ASPIRANT-ONDERWIJZER
- ASPIRATEUR
- ASPIRATIE
- ASPIREEREN
- ASPIRINE
- ASPIS
- ASPLAAT
- ASSAGAAI
- ASSAUT
- ASSCHEEN
- ASSCHEPOESTER
- ASSCHIJF
- ASSEGAAI
- ASSEM
- ASSERTORISCH
- ASSESSOR
- ASSIETTE
- ASSIGNAAT
- ASSIGNATIE
- ASSIMILATIE
- ASSIMILATIEPROCES
- ASSIMILEEREN
- ASSISES
- ASSISTEEREN
- ASSISTENT
- ASSISTENT-RESIDENT
- ASSISTENTIE
- ASSOCIATIE
- ASSOCIE
- ASSOCIEEREN
- ASSONANTIE
- ASSONEEREN
- ASSORTEEREN
- ASSORTIMENT
- ASSPONS
- ASSTOEL
- ASSUMEEREN
- ASSUMTIE
- ASSURADEUR
- ASSURANT
- ASSURANTIE
- ASSURANTIE-KANTOOR
- ASSUREEREN
- ASTAATS
- ASTARTE
- ASTATISCH
- ASTER
- ASTERISK
- ASTEROÏDE
- ASTHENIE
- ASTHENISCH
- ASTHMA
