DOOPVADER, m. (-s), peetoom, gevader;
...VERBOND, o. (godg.) verbond, wijding door den doop;
...VISCH, v. visch met saus gestoofd;
...VONT, v. (-en),
...VONTE, v. (-n), doopbekken;
...WATER, o. het voor den doop bestemde (in R.K. kerken gewijde) water.