BOUD, bn. bw. (-er, -st), vol vertrouwen, stoutmoedig, onvervaard, driest, (ook) onbeschaamd boud spreken, optreden;
— (Zuidn.) stout en boud tegen den vijand optrekken, onversaagd.
Gepubliceerd op 01-09-2018
betekenis & definitie
BOUD, bn. bw. (-er, -st), vol vertrouwen, stoutmoedig, onvervaard, driest, (ook) onbeschaamd boud spreken, optreden;
— (Zuidn.) stout en boud tegen den vijand optrekken, onversaagd.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: