BORGEN, (borgde, heeft geborgd), op krediet geven; (w. g.) te leen geven;
— zonder gereede betaling koopen borgen baart zorgen, door te koopen zonder dadelijk te betalen kan men diep in de schuld komen;
— borgen is niet kwijtschelden, uitgesteld is niet verloren;
— ontleenen aan, van, bij iem. of iets geborgde uitdrukkingen, onoorspronkelijk;
— wat borgt mij uw goed gedrag ? wat geeft me de zekerheid, dat uw gedrag goed zal zijn ?