Het begrip beuk heeft 5 verschillende betekenissen:
1. beuk - BEUK, m. (-en), zekere boom (fagus) uit welks vrucht eene soort van olie, de beukenolie, geperst wordt; zijn hout is zeer vast en zwaar, doch bros; onder water is het duurzaam; de gewone beuk of groene beuk (Jagus sylvatica); de zwarte of bruine beuk heeft bruinroode bladeren; de treurbeuk. Beukje, o. (-s).
2. beuk - BEUK, v. (-en), beukenoot. beukepitje.
3. beuk - BEUK, m. (-en), slag of stoot; (w. g.) een beuk hebben, een slag van den molen beet hebben, mal zijn.
4. beuk - BEUK, v. (-en), (w. g.) nuk, gril, booze luim.
5. beuk - BEUK, m. (-en), (bouwk.) buik, ruimte tusschen twee rijen pilaren (eener kerk), inz. de hoofdbeuk; het schip bestaat in den regel uit 3 beuken; de hoofdbeuk en 2 zijbeuken.