Afzwerven (zwierf af, is en heeft afgezworven), (van menschen en dieren) onwillekeurig zich van den rechten weg of de juiste richting verwijderen, of van zijn gezelschap afwijken en daardoor aan het omdwalen raken;
— (bijb.) van het pad der waarheid of der deugd afwijken wee haar, want zij zijn van mij afgezworven; Heer uw woord behoedt uw knecht van u af te zwerven;
— (fig.) (van de oogen, de blikken, den geest, de gedachten enz. die den waarnemenden en denkenden mensch vertegenwoordigen) door verstrooidheid ongemerkt afdwalen, zich in onzekerheid her- en derwaarts richten: zij was met hare gedachten afgezworven en vergat bijkans de tegenwoordigheid van haar vriend;
— (w. g. van pijlen, werpschichten enz., ook dicht, van lichtstralen) van de juiste richting afwijken en daardoor het doel missen. AFZWERVING, v. (-en).