Gepubliceerd op 30-08-2018

Afscheuring

betekenis & definitie

AFSCHEURING, v. (-en), het afscheuren, (eig. en fig.) de daad van zich af te scheuren : de oorkonde was geschonden door afscheuring der handteekening;

— eene onvermijdelijke scheiding van personen van hunne betrekkingen, vooral door den dood : eene afscheuring van wat op deze aarde het dierbaarst kan zijn, is zeer smartelijk;
— scheiding, die met geweld of op heftige wijze plaats heeft: ik ben evenzeer bang voor vereenigingen als voor openbare afscheuringen;
— afscheiding in een kerkgenootschap.

< >