Gepubliceerd op 30-08-2018

Afschaven

betekenis & definitie

AFSCHAVEN, (schaafde af, heeft en is afgeschaafd), (hout of zacht metaal) met eene schaaf de oneffenheden of een deel der oppervlakte wegnemen, gladschaven, ook de balken, planken afschaven;

— schaven voor zooveel noodig is, met de schaaf afwerken;
— alles schaven wat er te schaven valt;
— gedaan maken met schaven;
— door sterke wrijving of schuring langs eene ruwe oppervlakte wegnemen : zich het vel van de hand afschaven; de sterke stroom heeft hier vrij wat (ook den oever) afgeschaafd, door langs den oever te schuren er een deel van meegenomen;
— (fig.) ruwe karakters verzachten, beschaven;
— de deur klemt tegen den dorpel, al de verf zal ervan afschaven, gaat eraf door te schaven;
— zijn rechterarm kwam met de machine in aanraking en is letterlijk afgeschaafd, van het vel ontdaan. AFSCHAVING, v.

< >