ADERLIJK bn. (ontleedk.) aderlijk bloed, dat gedurende zijn loop voor een deel van zijne voedende bestanddeelen beroofd is en andere onbruikbare stoffen heeft opgenomen;
— aderlijk hart, rechterhelft van het hart, welke het aderlijk bloed opneemt en naar de longen drijft, waar het in slagaderlijk bloed verandert door opneming van zuurstof en afgifte van koolzuurgas.