Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wiegen

betekenis & definitie

(wiegde, heeft gewiegd),

1. (overg. en onoverg.) in een wieg of als in een wieg heen en weer bewegen, schommelen: een kind wiegen; een kind op zijn armen in slaap wiegen ; — (zegsw.) men kan een kind wel Je veel wiegen, al te veel zorg is ook niet goed; — onoverg.: de boot wiegde zachtjes op het water; — wiegelen : waar zij golfden wiegt het graan (Staring); — (fig.) iem. in slaap wiegen, (met mooie woorden) zijn waakzaamheid doen verslappen ; zijn geweten in slaap wiegen, sussen, tot zwijgen brengen ; — (zeew.) een schip (dat niet wil aflopen) wiegen, in beweging brengen door met een aantal personen over het dek van de ene zijde naar de andere te lopen ;
2.(met een riem) wrikken ;
3. (overg.) met een wieg (bet. 3.) ruw, korrelig maken.

< >