Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wezel

betekenis & definitie

v. (-s), klein, schuw, marterachtig roofdiertje (Mustela nivalis), kleiner dan de hermelijn, bruinrood van kleur met witte borst en buik; (spr.) zo bang als een wezel, zeer bang ; de stoutste wezels zuipen de eieren uit, met durf bereikt men veel.

< >