(lokte uit, heeft uitgelokt),
1. naar buiten lokken : het mooie weer lokte ons uit;
2. verlokken, brengen, verleiden tot: hoop op gewin lokte hem daartoe uit;
3. het plegen, het doen van iets bevorderen, het (van iem.) gedaan weten te krijgen door bep. daartoe strekkende handelingen: een besluit uitlokken; een bekentenis uitlokken; een strafbaar feit uitlokken, het plegen er van door giften, bedreiging, misleiding enz. bevorderen (art. 47 W. v. S.).