(verleidde, heeft verleid),
1. van de rechte weg leiden in fig. zin : o mijn volk! die u leiden, verleiden u (Jes. 3 : 12); — door overreding of voorspiegeling bewegen tot het in een bep. genoemde kwaad, bekoren: iem. tot stelen verleiden ; — (oneig.) verlokken: door het mooie weer liet ik mij verleiden uit te gaan ; — (abs.) bewegen tot iets kwaads, op de slechte weg brengen : kwade gezelschappen hebben hem verleid ; laat u niet door zijn schone beloften verleiden ;
2. een meisje verleiden, door beloften (inz. huwelijksbelofte) brengen tot vleselijke gemeenschap.