Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Toorn

betekenis & definitie

m. gmv., gramschap, driftvervoering, boosheid : in toom geraken, ontsteken, opvliegen; de toorn van iemand opwekken ; buiten zichzelf van toorn zijn ; — (zegsw.) laat de zon niet ondergaan over uw toom (vgl. Ephez. 4 : 26), blijf niet te lang boos.

< >