Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ontsteken

betekenis & definitie

(ontstak, heeft en is ontstoken),

1. doen ontbranden, aansteken: de lichten werden ontstoken; zij ontstaken een vuurtje om zich te warmen; —(fig., van het gemoed) doen gloeien: met zoete taal heeft ze mijn hart ontstoken.
2. ontbranden: in drift, in toorn, in liefde ontsteken.
3. (Zuidn.) beginnen te tappen (van een vat bier, wijn enz.).
4. zie Ontstoken.

< >