(stroomde toe, is toegestroomd),
1. in een bep. richting stromen, toevloeien: opzettelijke bevochtiging van het graan, door water te doen toestromen tot een gewenste hoeveelheid;
2. (fig.) als een stroom naar iem. of iets toe komen: bij het jubileum van H.M. de Koningin stroomden haar van alle zijden de meest ondubbelzinnige blijken van symyathie en bewondering toe; — (van personen) in een grote menigte naderbij komen: als uitvoerders van de heroische taak zullen maar al te gaarne de elementen toestromen, die in het geweld de bevrediging vinden van hun animale of pathologische instincten (Huizinga).