(vloeide toe, is toegevloeid),
1. (eig.) in een bepaalde richting vloeien, toestromen: het toevloeien van het water door een lek;
2. (oneig., van zaken) in grote hoeveelheid zonder opzettelijke inspanning ten deel vallen, in overvloed komen: giften vloeien van alle kanten toe;
3. (oneig., van personen) in een grote menigte naar een bep. plaats toe komen: tot dezelve zullen alle heidenen toevloeien.