(strikte toe, heeft toegestrikt),
1. door te strikken de uiteinden aan elkaar verbinden: hij strikt zijn kousenband toe (Potgieter);
2. (van datgene wat door middel van banden gesloten wordt) door te strikken dichtmaken of sluiten: een hoog toegestrikt hemd (Loveling);
3. (van datgene wat door strikken omsloten wordt) door te strikken dichtknijpen of knellen: de burgerij leent geduldig hals en kop, als men de keel haar toe wil strikken.