Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SMIJDIG

betekenis & definitie

bn. (-er, -st),

1. licht te smeden, gemakkelijk te bewerken : smijdig goud ;
2. lenig, buigzaam: smijdig leer; — (flg.) hij heeft een smijdig karakter, tegenstelling met stug;
3. zacht: smijdig laken ;
4. op sierlijke wijze plooibaar of kneedbaar : smijdige taal.

< >