Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schipbreuk

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het vergaan van een schip, de omstandigheid dat een schip vergaat: die oude matroos heeft verscheidene schipbreuken bijgewoond; schipbreuk lijden, met zijn schip vergaan;
2. mislukking, ondergang: de schipbreuk van zijn plannen; die onderneming heeft schipbreuk geleden, is mislukt; — zijn eer, zijn geloof heeft schipbreuk geleden, zijn eer, zijn geloof is hij kwijt, heeft hij verloren;
3. schilderij dat een scheepsondergang voorstelt.

< >