Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Samenleven

betekenis & definitie

(leefde samen, heeft samengeleefd),

1. met elkaar, in een gemeenschap leven, te zamen wonen;
2. als man en vrouw met elkaar leven ; zowel met beide partners als met één pers. als subject: zij leven al lang samen; hij leefde met haar samen.

< >