Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Protocol

betekenis & definitie

I. (<Lat.-Gr.), o. (-len), [eig. vooraan geplakt blad papier, waarop de korte inhoud van een akte vermeld staat]

1. boek waarin akten en oorkonden worden geschreven;
2. de gezamenlijke akten van een notaris, zijn archief: het protocol van een notaris ovememen;
3. (diplomatie) boek waarin de minuten van een conferentie worden bewaard: de protocollen van Londen, na de Belgische opstand in 1830;
4. het geheel van in het internationaal verkeer gebruikelijke voorschriften en regels: chef van het protocol, die de vraagstukken van het ceremonieel met betr. tot het diplomatieke corps regelt;
5. getrouw verslag door een bevoegd (beëdigd) persoon van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen; akte, proces-verbaal; — oneig. (scherts.) in het mv., papieren: berg die protocollen nu maar eens op;
6. zeker gezelschapsspel waarbij ieder der medespelenden om de beurt een woord op een stuk papier schrijft, zonder te weten wat zijn buurman op hetzelfde papier heeft geschreven of zal schrijven;

II. m. (-len), (plaatselijk in Z.-Ned.) pruttelaar; betweter;

< >