I. (schaduwde over, heeft overgeschaduwd), opnieuw schaduwen: een tekening overschaduwen;
II. (overschaduwde, heeft overschaduwd),
1. met schaduw bedekken: het overschaduwde balcon; — (oneig.) bekronen; — het licht ten dele onderscheppen;
2. (fig.) in de schaduw stellen: hij heeft al zijn mededingers verre overschaduwd; iemands roem overschaduwen, verdonkeren: — somber maken, een schaduw werpen op;
3. (bijb.) onder zijn hoede nemen, beschermen: de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen (Lucas 1 : 35).