Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opofferen

betekenis & definitie

(offerde op, heeft opgeofferd),

1. (van personen) aan God toewijden, opdragen : bij de kerkgang offert zij het kind, haar door God geschonken, aan Hem weder op;
2. (R.-K.) brood en wijn opdragen : het lichaam en bloed van de Godmens, dat in de gedaante van brood en wijn in de Mis aan God wordt opgeofferd;
3. (fig.) ten offer brengen, prijsgeven : goed en bloed voor iem. opofferen, alles voor hem veil hebben ; — zijn belangen aan het algemeen welzijn opofferen, zijn belangen daarvoor achterstellen; iem. opofferen, als offer laten vallen; zijn laatste centen opofferen, afstaan, besteden; zijn nachtrust voor iets opofferen; zich opofferen, zijn leven, zijn vermogen, zijn arbeid aan iets wijden: zich voor het vaderland opofferen.

< >