(kletste om, heeft en is omgekletst),
1. (gemeenz.) onbesuisd omsmijten uit boosheid of moedwil: zij kletsten alles om wat hun voor de handen kwam;
2. met een klets op de grond neervallen: een wilde troep reed tegen hem aan, zodat hij omkletste;
3. (gemeenz.) kletsend rondvertellen: ’t is een beroerling, die alles omkletst;
4. door kletsen overhalen.