Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omklemmen

betekenis & definitie

(omklemde, heeft omklemd),

1. met kracht en klem omvatten: hij omklemde haar met zijn krachtige arm; iemands knieën omklemmen; zijn vuist omklemde het zwaard; een tang omklemde de kop der schroef;
2. (dicht.) aan alle kanten drukken en bezwaren, iem. zodanig benauwen dat hij nergens een uitweg ziet: wat angst omklemt mij ’t harte in deze poel van rampen.

< >