1. knijpen, bep. tussen vinger en duim : iem. in de arm nijpen;
2. (Zuidn.) knellen : die schoenen nijpen;
3. (van de kou) snerpen : nooit had de kou zo streng genepen;
4. (fig.) smart veroorzaken, kwellen, inz. van omstandigheden die de mens benauwen: de nood nijpt; het begint er te nijpen, de nood klimt; als het nijpt, als de nood aan de man komt.
Gepubliceerd op 01-01-2021
Nijpen
betekenis & definitie