I. (viel mis, is misgevallen),
1. (Zuidn.) slecht uitvallen, mislukken;
2. (van omstandigheden) tegenlopen : het valt mij mis, ik zie mij in mijn verwachting teleurgesteld;
II. (misviel, is misvallen),
1. niet goed bekomen, van spijs en drank: dat glas bier misvalt mij;
2. (gew.) een misval, miskraam hebben;
3. (w. g.) niet behagen, mishagen; dat is mij misvallen, dat stond mij niet aan.