Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kies, selectief

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, meest —),

1. keur hebbend, keurig, niet het eerste het beste nemend, moeilijk te bevredigen: hij is zeer kies op zijn eten; (overdr.) hij heeft een kiese smaak ;hij is niet kies in zijn middelen om een doel te bereiken, ieder middel is hem goed;
2. keurig, fijn onderscheidend op het gebied van de geest;

(in ’t bijz.) fijngevoelig met betr. tot hetgeen betaamt in zedelijk opzicht of in het maatschappelijk verkeer: hij is kies genoeg om dat niet ronduit te zeggen, te vragen; kiese oren; bw.: dat is niet zeer kies gehandeld;

3. blijk gevend van de onder 2. genoemde gezindheid, strokende met de goede smaak of toon, de welvoeglijk- of zedelijkheid: kiese termen; een kies gebaar; hij gebruikt wel eens een min kiese uitdrukking;
4. fijn gevoel (als onder 2.) vereisend, delicaat: een kiese taak, opdracht.

< >