(bevredigde, heeft bevredigd),
1. (gew. rechtst.) afsluiten (van erven, vooral in Friesland en Groningen gebruikelijk);
2. vrede doen hebben; (van gewesten) tot vrede brengen, pacificeren;
3. verzoenen: zich met iem. bevredigen;
4. (aan een behoefte) geheel voldoen: zijn nieuwsgierigheid, zijn lusten bevredigen;
5. tot voldoening, tevredenheid stemmen: dat werk, die voorstelling bevredigt mij niet.