Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hel, onderwereld

betekenis & definitie

v.,

1. de onderwereld, het doden- of schimmenrijk;
2. in ’t bijz., naar de Christelijke opvatting, de onderaardse verblijfplaats der verdoemden, vooral als plaats der verschrikking, waar de zondaar voor zijn boosheid wordt gestraft, het tegenovergest. van hemel: zondaren komen in de hel; in de hel zult gij nedergestoten worden; in de diepten der hel; — de weg naar de hel is met goede voornemens geplaveid, al neemt men zich liet goede voor, men vervalt licht weer tot de zonde; — dat is van het vagevuur in de hel, van kwaad tot erger, van de wal in de sloot; — uit de hel in de hemel komen, herleven, herademen; — iem. de hel heet stoken, hem zeer bevreesd voor iets maken; — t is brandhout voor de hel, een booswicht; — ’t rookt er als de hel, ’t rookt er verbazend erg ; — ’t is hier zo duister als de hel, zeer duister; — als verblijfplaats der duivels en boze geesten : een monster dat de hel heeft uitgebraakt; — een kind der hel, een booswicht; — als ’t regent en de zon schijnt, is ’t kermis in de hel; — iem. naar de hel wensen, hem vervloeken, (ook) wensen dat hij ver weg ware; — alle duivels uit de helvloeken, zeer sterk vloeken ;
3. (meton.) de gezamenlijke bewoners der onder 2. genoemde plaats : de hel is er losgebroken, de boze machten zijn los, ’t is er een leven als een oordeel; — die man en vrouw bouwen de hel, zij leven als kat en muis ; — de hel in hebben, zeer boos, verbitterd zijn ;
4. (fig.) plaats of toestand die aan de onder 2. genoemde doet denken, rampzaligheid, diep ongelukkig lot: een hel op aarde, in huis; het leven werd hem een hel; — een hel van vuur; de hel van het concentratiekamp ;
5. (bij vergelijking) het asgat onder de haard; — (in pel- en meelmolens) de onderste zolder, die zeer laag en donker is; — (scheepst.) een donkere ruimte voor in het schip onder het volkslogies, waar allerlei dagelijkse behoeften bewaard worden; — (kleerm.) de donkere ruimte onder de tafels der kleermakers, waarin de overschietende lappen geworpen worden; — (letterz.) het vakje in de letterkast waarin de afgesleten of gebroken letters worden geborgen ; — (R.-K.) kast voor verboden boeken, b.v. in een kloosterbibliotheek; — bergboezem.

< >