Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hel, doordringend

betekenis & definitie

bn. bw. (-Ier, -st),

1. doordringend van toon; helder klinkend : een hel geluid; een helle stem ;
2. sterk stralend of weerkaatsend, onverduisterd schijnend : dat licht is te hel; in de helle zonneschijn; dat geel is te hel, te hel van kleur ; een helle gloed ; — (bw.) hel blinken ;

’t was er hel licht; — (oneig.) van de ogen, fel kijkend (sterker dan helder): een paar helle kijkers ;

3. (Zuidn.) gezond, wakker, levendig : lang is hij ziek geweest, maar nu is hij weer hel; een hel ventje, levendig, wakker;
4. (gew.) hel op iets zijn, fel, tuk.

< >