I. bn.,
1. neerhangend: dat meisje heeft nog hangend haar, niet in vlechten gebreid of opgestoken ; niet staand: hangende oren (bij honden); hangende borsten; — met hangende pootjes bij iemand komen, zie Pootje; — (plantk.) met de top naar beneden gebogen;
een hangend dak, strodak waarbij de aardeinden van het stro naar boven worden gelegd; — de hangende tuinen van Babylon, van Semiramis, (hist.) een der zeven wereldwonderen: grote terrassen die op muren en kolommen rustten en tot tuinen waren aangelegd; — hangend licht, lichtpunt van gas of electr. met de voet naar boven; — 2. het proces is nog hangende, onbeslist, nog niet afgedaan; — de onderhandelingen zijn nog hangende, nog gaande nog niet geëindigd; II. voorz. in: hangende het proces, terwijl het proces nog hangende is, nog niet is afgedaan.