Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Handpaard

betekenis & definitie

o. (-en),

1. paard (inz. als reserve) dat met de rechterhand medegevoerd wordt door een ruiter, op een ander paard gezeten ;
2. het linkse paard in een span (ongewoon voor het rechtse);
3. (zeilv.) eind touw op het kluifhout waaraan men zich vasthoudt als het zeil hevig slaat.

< >