Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie I
- Incasseerder
- Incasseren
- Incassering
- Incasso
- Incassobank
- Incassobedrijf
- Incassokosten
- Incassokrediet
- Incassoprovisie
- Incassowissel
- Incatijd
- Incedis per ignis suppositos cineri doloso
- Incessu patuit dea
- Incest
- Incestueus
- Inch
- Inchoatief
- Incident
- Incidenteel
- Incideren
- Incidit in scyllam qui vult vitare charybdim
- Incipe. qui recte vivendi prorogat horam, rusticus exspectat, dum defluat amnis ; at ille labitur et labetur in omne volubilis aevum
- Incipiënt
- Incipiëren
- Incipit
- Incisie
- Incitabiliteit
- Incitatie
- Incïteren
- Inciviek (<fr.)
- Incivisme
- Incl
- Inclementia divum / has evertit opes, sternitque a culmine trojam
- Inclinatie
- Inclinatiekaart
- Inclinatiekompas
- Inclineren
- Includeren
- Incluis
- Inclusie
- Inclusief
- Inclusio unius non statlm est exciusio alterius
- Incognito
- Incoh(a)erent
- Incoherentie
- Incommensurabel
- Incommoderen
- Incompatibel
- Incompatibilité d’humeur
- Incompatibiliteit
- Incompetent
- Incompetentie
- Incompleet
- Incompleetheid
- Incompressibel
- Inconform
- Incongruent
- Incongruentie
- Inconsequent
- Inconsequentie
- Inconsideratie
- Inconsistentie
- Inconstant
- Inconstitutioneel
- Incontestabel
- Incontinent
- Incontinentie
- Inconveniënt
- Incorporatie
- Incorrect
- Incorrupta fides nudaque veritas
- Incourant
- Incredibile dictu
- Increduliteit
- Incredulus odi
- Increment
- Incrimineren
- Incroyabel
- Incrustatie
- Incrusteren
- Incrustering
- Incubatie
- Incubatiestadium
- Incubatietijdperk
- Incubus
- Inculpatie
- Inculperen
- Incunabel
- Incunabetijd
- Incunabeverzameling
- Incunabulist
- Incurabel
- Indachtig
- Indachtigmaking
- Indagen
- Indaging
- Indammen
- Indamming
- Indampen
- Indamping
