Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Befutselen
- Beg
- Begaafd
- Begaafdheid
- Begaaid
- Begaaien
- Begaan
- Begaanbaar
- Begaanbaarheid
- Begaapster
- Begaffelen
- Begankenis
- Begapen
- Begaper
- Begaping
- Begaving
- Begeefster
- Begeer
- Begeerbaar
- Begeerbaarheid
- Begeerder
- Begeerlijk
- Begeerlljkheid
- Begeerster
- Begeerte
- Begeesteren
- Begeestering
- Begekken
- Begeld
- Begeleid
- Begeleiden
- Begeleidend
- Begeleider, begeleidster
- Begeleiding
- Begenadigen
- Begenadiging
- Begeren
- Begerig
- Begerigheid
- Begeven
- Begever
- Begeving
- Begevingsrecht
- Begieren
- Begieten
- Begieter, begietster
- Begieting
- Begiftigde
- Begiftigen
- Begiftiger, begiftigster
- Begiftiging
- Begijn
- Begijne
- Begin
- Beginaccent
- Beginkapitaal
- Beginklank
- Beginletter
- Beginneling
- Beginnelinge
- Beginnelingetje
- Beginnen
- Beginner
- Beginpunt
- Beginregel
- Beginrijm
- Beginsel
- Beginselkwestie
- Beginselloos
- Beginselloosheid
- Beginselvast
- Beginselvastheid
- Beginselverklaring
- Beginsnelheid
- Begintoestand
- Begintraktement
- Beglanzen
- Beglazen
- Beglazing
- Begluipen
- Begluren
- Begluring
- Begluurder, begluurster
- Begoed
- Begoedheid
- Begommen
- Begonia
- Begoochelaar, begoochelaarster
- Begoochelen
- Begoocheling
- Begooien
- Begord
- Begraafplaats
- Begraafwet
- Begraasd
- Begrafenis
- Begrafenisbidder
- Begrafenisbus
- Begrafenisfonds
- Begrafenisganger
