I. bn., bijvorm van Duits = Nederlands: de Dietse taal; Jacob van Maerlant, de vader der Dietse dichters; — thans inz. gebruikt voor Groot-Nederlands : de Dietse stam ;
II. zn. o., Nederlands, thans inz. met gedachte aan het hele Nederl. taalgebied; — (spr.) iem. iets diets maken, wijsmaken, op de mouw spelden.