Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afzetsel

betekenis & definitie

o. (-s, -en),

1. middel tot afzetting van een ruimte; schutting, heining, hek of soortgelijke afsluiting, afschutsel;
2. (bloem- en boomkwekerij) rank of loot die door afzetting of aflegging tot een afzonderlijk gewas gemaakt is; — (fig.) loot, telg, afstammeling : een mensengeslacht, in miliioenen afzetsels uitgebreid ;
3. (vero., bijb.) afbeeldsel; evenbeeld;
4. (Statenb.) uitstekend lijstwerk met hellend bovenvlak aan een altaar, vgl. afzaat: aan de vier hoeken van het afzetsel des altaars;
5.aanslag (aan een koffiepot enz.); — neerslag, bezinksel, sediment.

< >