v. (-en),
1. het schutten, hetzij in de zin van keren of van een schutsluis doen passeren;
2. afsluiting van aaneensluitende planken, heining (om tuinen, bouwwerken enz.): over een schutting klimmen ; schuttingen gebruikt men in de groenteteelt om het gewas tegen koude en scherpe winden te beschermen ;
3. afsluiting dwars op een viswater.