v. (-en), het aansluiten in verschillende opvattingen:
1. aaneenvoeging: de aansluiting der gelederen ; vereniging van troepen of schepen, van legers of vloten, tot samenwerking;
2. aaneenpassing, onmiddellijke opeenvolging: de aansluiting der treinen laat te wensen over, het vertrek van de een volgt niet goed op de aankomst van de ander; vandaar ook in toepassing op vervoermiddelen zelf: wij zullen de aansluiting naar, met het Noorden missen, wanneer wij aankomen, zal de trein naar het Noorden reeds vertrokken zijn;
3. verbinding: (een) aansluiting op de telefoon, op het telefoonnet ; ook het toestel waardoor een huisleiding op het net is aangesloten ;
4. in aansluiting aan of op, aanknopende bij, ten vervolge op ;
5. punt of plaats waar een aaneenvoeging van voorwerpen of delen plaats heeft.