Ik heb eens in een krant gelezen dat de Fransen in de oorlog een zwarte handelaar ‘un bof’ noemden. Dat was een letterwoord, samengesteld uit de beginletters van beurre, oeufs en fromage, boter, eieren en kaas.
Wie over voorraden daarvan in de hongerjaren beschikte, was wat tussen 1914 en 1918 een O.W.er heette, een oorlogswinstmaker. Natuurlijk heeft het Franse woord bof met het Nederlandse bof niets te maken. Dat is eigenlijk een klanknabootsend woord, net als plof, pats, pief paf poef, kukeleku en nog een heleboel meer. Bof geeft dus het geluid aan van een val of een klap. Daardoor betekent het ook: oorveeg, klap in het wilde weg. En dan is de overgang mogelijk naar: onverwachte gebeurtenis, ook in gunstige zin, buitenkans, meevallertje, tref.Merkwaardig is wel dat dit woord bof hetzelfde is als de naam van de ziekte. Reeds in het Middelnederlands betekent bof 00 : opgeblazen gezicht.