(Fr.: sonde; Du.: Erdbohrer; Eng.: auger), een werktuig voor het nemen van grondmonsters uit grondlagen onder de bouwvoor, en voor het maken van cilindervormige gaten in de grond.
In de eenvoudigste uitvoering bestaat de grondboor uit een steel waaraan een boorlichaam is bevestigd (o.a. avegaar, aardboor, spiraalboor, schotelboor, busboor, boorschop). Voor harde grond gebruikt men de slagschaar, voor diepere boringen het steekapparaat, voor bemonstering van de rivierbodem de bodemspits.De meeste boortypen worden bediend door mankracht; boren voor grotere diameters van het gat worden met een motor aangedreven. Voor het maken van schachten bij bouwwerkzaamheden gebruikt men o.a. rondgrijper (aan een dragline), ronddraaiende boorbak (aan de kellystang), grondverdringer, diepschachtgrijper en buizenboor.