symbool C, bij een lichaam het omgekeerde van de stijfheid daarvan, een begrip dat speciaal wordt gebruikt in de breukmechanica. Een lichaam onderworpen aan een trekkracht F ondergaat een verlenging l; de compliantie is C = F/l. Door meting van de compliantie van een gescheurd lichaam kan de spanningsintensiteitsfactor experimenteel worden bepaald.
Onder een belasting F bevat een lichaam de elastische energie Ut = ½Fl = ½CF2. De beschikbare energie voor scheuruitbreiding kan worden geschreven als G = ∂u/∂a, waarin u de elastische energie per eenheid van dikte is. Bij een dikte b bedraagt G dus (F2/2b) (∂C/∂a). Via de relatie K2 = EG, waarin E de elasticiteitsmodulus is, kan de spanningsintensiteitsfactor worden bepaald.
Voor een experimentele bepaling van K wordt een plaat met een scheur belast met een kracht F. De verplaatsing l van het aangrijpingspunt daarvan wordt gemeten. De compliantie kan dan worden berekend uit C = F/l. De scheur wordt dan stapsgewijs verlengd en de meting telkens herhaald. Zo wordt C gevonden als functie van de scheurgrootte. Het resultaat wordt numeriek gedifferentieerd naar de scheurlengte. Daarmee is ∂C/∂a bekend, zodat G en K kunnen worden berekend. De methode is alleen juist bij elastische deformatie en daarom slechts bruikbaar zolang het plastische gebied aan de scheurtip klein is. Bij een groot plastisch gebied wordt soms gebruik gemaakt van de J-integraal, een lijnintegraal die onafhankelijk is van de integratieweg, die in het elastische geval gelijk is aan G. Evenals de compliantie kan J worden bepaald uit de vorm van het F,l-diagram. Zodra J bekend is voor een gegeven configuratie kan in een breekproef de kritieke waarde van J worden bepaald.